Leven na school

Verdere opleiding

De vraag wat er gebeurt na het doorlopen van zowel de basisschool als de secundaire school kan een belangrijke zorg zijn voor de familieleden. Men doet er goed aan voldoende lang vooraf informatie te verzamelen over de verschillende opties.

Het Buitengewoon Secundair Onderwijs richt zich tot jongeren van 13 tot 21 jaar. In het Buitengewoon Secundair Onderwijs worden vier opleidingsvormen georganiseerd. Hierin kunnen leerlingen uit verschillende onderwijstypes worden samengebracht. Elke opleidingsvorm voldoet aan welbepaalde doelstellingen.

  • opleidingsvorm 1: een sociale vorming geven met het oog op integratie in een beschermd leefmilieu

  • opleidingsvorm 2: een algemene en sociale vorming geven met het oog op integratie in een beschermd leef- en werkmilieu

  • opleidingsvorm 3: een sociale en beroepsvorming geven met het oog op integratie in een gewoon leef- en werkmilieu

  • opleidingsvorm 4: een voorbereiding geven op een studie in het hoger onderwijs en op de integratie in het actieve leven

Veel ouders zijn hierover tevreden, hoewel de kwaliteit sterk kan variëren van school tot school. Ouders kunnen best zo veel mogelijk te weten komen over de verschillende opleidingsvormen, die ze overwegen. Door te spreken met het personeel en ouders van andere leerlingen die deze opleidingen volgen kan men de nodige informatie bekomen. De leerkrachten van hun huidige school zijn meestal op de hoogte van de kwaliteit van voortgezette opleiding in de streek. Het Centrum voor Leerlingen Begeleiding (CLB) kan hier ook nuttige informatie over verstrekken.

Internaten voor jongvolwassenen zijn een andere optie. Deze kunnen nuttig zijn als aanzet om later niet meer thuis te wonen.

In het algemeen is het aan te raden om de verdere opleiding te concentreren op het aanleren en verder verbeteren van dagelijkse vaardigheden en vaardigheden die nuttig zijn voor de latere beroepsbezigheid, eerder dan veel tijd te besteden aan academische vaardigheden.

Jonge volwassenen met WS kunnen deze voortgezette opleiding soms niet aan omwille van problemen als stiptheid, verplaatsingen of interpersoonlijke relaties. Het is belangrijk dat leerkrachten en begeleiders de sterke en zwakke punten van personen met WS kennen en dat ze zich bewust zijn van de specifieke gedrags- en leerproblemen, dewelke specifieke begeleiding kunnen vereisen. Zie hiervoor ook het gedeelte over problemen in verband met het werk.

Tewerkstelling en begeleide activiteiten

De meeste volwassenen met WS gaan naar dagcentra of ze blijven thuis zonder een dagtaak. Enkel een minderheid werkt en in alle gevallen gaat het om begeleid werken. Als men beslissingen neemt over de opleiding en activiteiten van personen met WS moet men hun sterke en zwakke punten ten volle begrijpen. Taken die men typisch geschikt acht voor personen met een mentale handicap zijn routinetaken, zoals zaken stapelen, verpakken of assemblage. Dit soort werk komt meestal voor in Beschutte Werkplaatsen. Maar de visuo-spatiële en motorische beperkingen, de concentratie die beperkt is in tijd en een beperkte fysische uithouding zorgen ervoor dat dergelijke taken vaak helemaal niet geschikt zijn voor personen met WS. Personen met WS hebben ook moeilijkheden met getallen. Daarom zijn taken waar men met geld moet omgaan ook niet geschikt. Volwassenen met WS zijn meestal bijzonder bezorgd voor de fysische en emotionele gezondheid van anderen. Deze eigenschap komt goed van pas bij werk in tehuizen voor bejaarden of gehandicapten, mits aangepaste begeleiding. Helpende taken (de ‘rechterhand’ zijn) of dienstenfuncties (bijvoorbeeld het publiek helpen in een koffiebar of een bibliotheek) zijn andere mogelijkheden. Taken die direct aansluiten bij de interesses van de persoon komen ook in aanmerking. Als een persoon sterk geïnteresseerd is in auto’s, kan hij/zij verkiezen om in een garage te ‘werken’, ook als die functie tamelijk veel routine zou inhouden. Op enkele uitzonderingen na gaat het steeds over onbezoldigde arbeid in bedrijven zowel uit de profit- als de non-profitsector. Het Vlaams Fonds noemt dit "Begeleid Werken".

Ouders en hulpverleners moeten eventueel heel wat ‘huiswerk’ maken om geschikt advies over tewerkstelling te krijgen. Omdat ze zelf het beste weten waar de persoon met WS belangstelling voor heeft en wat hij/zij aankan, nemen ouders en hulpverleners best in onderling overleg initiatieven voor een geschikte tewerkstelling.

Moeilijkheden op het werk en suggesties voor een geschikte werkomgeving

In een onderzoek van 70 volwassenen met WS had één derde een zekere vorm van werk. Dit omvatte werk in een beschutte werkplaats, vrijwilligerswerk en jobs die door tehuizen werden georganiseerd. Enkel één persoon had een zelfstandige job op de gewone arbeidsmarkt. De helft van deze personen met een zekere vorm van werk had volgens hun werkgever ernstige problemen in hun job. Een ander derde van deze personen had enige problemen in hun job. Een derde van de werkenden had enige extra begeleiding nodig, één derde had heel wat extra begeleiding nodig en de rest had constante begeleiding nodig. De problemen op het werk zijn gelijkaardig aan deze thuis en tijdens sociale activiteiten.

  • Specifieke vereisten in de werkomgeving

De goede spraak- en taalmogelijkheden van volwassenen met WS verbergen vaak een veel beperkter niveau van intellectueel functioneren. Ze geven vaak de indruk dat ze meer kunnen dan wat ze werkelijk kunnen. Hierdoor kan men overdreven verwachtingen hebben in hun opleiding en werk. Ook hebben veel volwassenen met WS weinig inzicht in hun eigen beperkingen. Hierdoor zeggen ze vaak dat ze taken aankunnen die ver boven hun mogelijkheden liggen.

Begeleiders melden dat vele volwassenen met WS enkel eenvoudige instructies aankunnen in hun werkomgeving. Enkelen hebben hulp nodig om zelfs op het eenvoudigste niveau te begrijpen. Weinigen begrijpen complexe taken. Bovendien zorgen afwijkingen in de routine bij de helft voor een grondige verstoring van hun werk. Veel personen met WS zijn niet sterk en worden sneller moe naarmate ze ouder worden. Activiteiten die fysisch belastend zijn of waarbij men lang moet rechtstaan kunnen zeer vermoeiend zijn. Als een persoon klaagt van vermoeidheid of er duidelijk vermoeid uitziet naarmate de dag of de week vordert, kan men best zijn fysische werklast verminderen of het aantal uren werk verminderen.

  • Aangepaste begeleiding

Volwassenen met WS worden zeer gemakkelijk afgeleid en zijn onrustig. Hierdoor hebben velen heel wat begeleiding nodig om zich te kunnen concentreren op hun taak. Velen tonen intense bezorgdheid om specifieke voorwerpen of personen. Dit kan hen ook van hun werk afleiden. Begeleiding is nodig om de taken volledig af te werken. Zonder deze begeleiding zijn ze geneigd om hun taak op te geven, zonder hulp te vragen. Sommigen geraken ontwricht als ze niet in hun taak slagen. In veel gevallen is men ook nonchalant in het werk. Slechts een kleine minderheid is nauwgezet in de taken.

Begeleiders moeten hen geruststellen, hen uitleggen en tonen wat er moet gebeuren, hen vragen stellen, herhalen en helpen bij nieuwe taken of bij wijzigingen in gekende taken. Van begeleiders wordt ook verwacht dat ze personen met WS emotionele ondersteuning kunnen geven en dat ze hen kunnen geruststellen als ze om één of andere reden angstig of in de war zijn. Volwassenen met WS zullen vaak enkel instructies aanvaarden van iemand die ze beschouwen als hun begeleider. Ze zijn geneigd om geen instructies te aanvaarden van andere personen. Dit kan tot problemen leiden met collega’s. Als ze met hun begeleider een goed contact hebben met het nodige advies, geruststelling en instructies, kan dit heel wat problemen voorkomen.

Men kan beloningen geven om bepaalde taken volledig af te werken. Zelfinstructie is ook een geschikte strategie om de concentratie te verhogen. De persoon moet zich zijn huidige taak voortdurend herinneren, in een eerste fase door luidop te denken, later door in zichzelf de instructies te herhalen. Terwijl men dus een taak uitvoert, herhaalt de persoon zelf op regelmatige tijdstippen om te “blijven werken” en te ”concentreren op wat ik aan het doen ben”. Men kan ook de taken opsplitsen in kleine stappen met aanduidingen, zoals tekeningen of geschreven instructies, om aan te geven wat er verwacht wordt bij elke stap.

  • Angst verminderen

Volwassenen met WS ervaren opmerkingen van anderen zeer snel als kritiek. Angst is een belangrijke karaktereigenschap. Op de werkplek kan angst voortkomen uit overdreven en niet realistische verwachtingen of uit onzekerheid over wat er verlangd wordt. Ze vinden het bijzonder moeilijk om zich aan te passen aan wijzigingen in de manier waarop het werk georganiseerd wordt en aan wijzigingen in personeel. Door hun overgevoeligheid voor lawaai geeft een lawaaierige en drukke werkomgeving ook aanleiding tot meer ongerustheid. Ze uiten hun angst door voortdurend geruststelling te zoeken bij hun collega’s en begeleiders, door stereotype bewegingen (schommelen, wrijven over de dijen of in de handen wrijven), zich terug te trekken of geïrriteerd gedrag en slecht humeur.

Blootstelling aan gespannen situaties of situaties waar de persoon geen of weinig controle over heeft kan leiden tot driftbuien en agressief gedrag. Gelukkig komen momenten van boosheid en uitbarstingen van geweld zelden voor, maar als ze regelmatig voorkomen, is het aan te raden om advies in te winnen bij een psycholoog die ervaring heeft met mentaal gehandicapten. Als men het gevoel heeft dat de persoon angstiger en zenuwachtiger is dan normaal, onderzoekt men dit best zowel binnen als buiten de werkomgeving, om er zeker van te zijn dat de verwachtingen niet te hoog liggen. Men kan spanning en voorafgaande angst dikwijls verminderen door enige tijd vooraf de persoon voor te bereiden op de taak of de gevreesde gebeurtenis. Hierbij zal men in detail uitleggen wat men kan verwachten en wat de mogelijke resultaten zijn.

  • Een vriendelijke en aangename omgeving

Personen met WS begrijpen de ongeschreven regels van sociale interactie niet, ze kennen de grenzen niet van de verschillende vormen van menselijke relaties en ze kunnen heel lief zijn voor anderen. Hierdoor komen ze over als over-vriendelijke, ongepast aandacht vragende en praatzieke personen. Dit gedrag kan aanleiding geven tot irritatie en zelfs boosheid van collega’s en begeleiders (wat dan weer tot angst kan leiden bij de volwassene met WS). Niettemin worden de meesten aanvaard en graag gezien door de collega’s en begeleiders.

De meeste volwassenen met WS houden niet van een lawaaierige en drukke omgeving. Daarom is een rustige werkomgeving met zo weinig mogelijk afleidingsmogelijkheden het meeste geschikt.

Personen met WS vinden het vaak leuk om andere mensen te ontmoeten en te helpen, bijvoorbeeld door boodschappen voor hen te doen. Dergelijke taken ervaren ze als een beloning en vermijden verveling en verstrooidheid.

In het algemeen werken personen met WS niet graag in groepsverband. Vaak aanvaarden ze niet graag instructies en richtlijnen van anderen. Men kan ze best eenvoudige taakjes of een opdracht in een bepaald domein geven die ze als hun eigen verantwoordelijkheid beschouwen. Dit stimuleert ook hun zelfvertrouwen.

  • Gestructureerd (maar geen repetitief) werk

Doordat ze gemakkelijk afgeleid worden en door hun beperkte concentratie, vinden volwassenen repetitief werk snel vervelend. Anderzijds houden ze ook niet van verandering en schijnen ze beter te werken in een gestructureerde omgeving. Ze kunnen meer complexe taken aan als men hen een geschreven lijst of een aantal tekeningen geeft waarop de vereisten van de taak staan uitgelegd.

Alternatieven voor tewerkstelling

Betaalde tewerkstelling is moeilijk te vinden. Het is ook boven de mogelijkheden van veel volwassenen met WS. Alternatieven zijn dagcentra en tehuizen voor niet-werkenden. Tehuizen voor niet-werkenden zijn residentiële (verblijfs-) voorzieningen, terwijl men in dagcentra overdag wordt opgevangen door een begeleidingsdienst en men 's avonds, 's nachts en in de weekends thuis verblijft. Zowel dagcentra als tehuizen voor niet-werkenden kunnen training of therapie op diverse domeinen bieden: kinesitherapie, logopedie, ergotherapie, zelfredzaamheidstraining, sociale vaardigheidstraining, ontwikkeling van arbeidsgerichte vaardigheden, emotionele ondersteuning, enzovoort. Zoals met vele diensten, varieert de kwaliteit van deze centra enorm. Daarom kunnen ouders en hulpverleners best informatie inwinnen over de kwaliteit van de lokale voorzieningen. Heel wat voorzieningen hebben een webstek voor een eerste kennismaking. Verder kan men contact opnemen met de familie van een persoon die gebruik maakt van de voorziening of men kan een bezoek aanvragen bij de voorzieningen.